Jantje en de verdwenen appels
Jantje is een kleine jongen die op een grote boerderij woont. Hij heeft blond haar en draagt altijd een blauwe overall. Hij houdt van dieren en speelt graag buiten. Op de boerderij zijn veel dieren, maar Jantje’s beste vriend is een klein bruin paardje genaamd Bram. De boerderij heeft een grote appelboomgaard, waar de appels rood en sappig groeien. Op een dag merkt Jantje dat er enkele appels uit de boomgaard missen. Hij besluit om samen met Bram te onderzoeken waar de appels gebleven zijn. Dit is een kans voor Jantje om meer te leren over hoe appels groeien en waarom ze belangrijk zijn voor de boerderij.
Jantje’s avontuur in de boomgaard
Jantje en Bram beginnen hun zoektocht bij de appelboomgaard. Ze tellen de bomen en kijken onder elke boom. Jantje leert dat appels aan bomen groeien en dat het tijd kost voordat ze rijp zijn. Elke keer als ze bij een nieuwe boom komen, zegt Jantje: “Bram, help je mee zoeken?” En Bram hinnikt zachtjes als teken dat hij helpt. Ze zien vogels in de bomen en leren dat vogels soms appels eten. Jantje voelt zich een beetje verdrietig omdat hij de appels niet kan vinden, maar Bram blijft naast hem lopen om hem te troosten.
De ontdekking van Jantje
Terwijl ze verder zoeken, horen Jantje en Bram een zacht geluid. Ze volgen het geluid en vinden een familie eekhoorns die aan de gevallen appels knabbelen. Jantje realiseert zich dat de eekhoorns de appels hebben gepakt. Hij is niet meer verdrietig, want hij begrijpt nu dat de eekhoorns ook moeten eten. Jantje besluit om enkele appels op de grond te laten voor de eekhoorns. Hij zegt tegen Bram, “We moeten delen, Bram. De eekhoorns hebben ook honger.” Dit is het moment waarop Jantje leert over delen en zorgen voor andere dieren op de boerderij.
Terug naar huis
Na hun avontuur in de boomgaard gaan Jantje en Bram terug naar huis. Jantje vertelt zijn ouders over de eekhoorns en hoe ze de appels hebben gevonden. Zijn ouders zijn trots op hem omdat hij heeft geleerd te delen en om te denken aan andere dieren. Die avond eet Jantje een appel en denkt na over de dag. Hij is blij dat hij heeft kunnen helpen en iets nieuws heeft geleerd. Jantje valt die avond in slaap met een glimlach, wetende dat hij een goede vriend is voor alle dieren op de boerderij.